Nooit meer kijken als voorheen

Waarnemen

Wat is waar aan waarnemen? Ik liet me op reportage voor Trouw verrassen door een woestijnreiziger, boomexpert, filosoof, kunstenaar en fotograaf tijdens het eerste evenement van ‘Kunststokerij’ De Ketelfactory. Hun inzichten zijn elf jaar later nog opvallend actueel.

Tranen springen in haar ogen. Het gebeurt iedere keer weer als ze naar de foto van kunstenaar Ton van der Laaken kijkt: een bundel zonlicht die een Egyptische grafkelder binnenvalt. Dit beeld raakt Lidwien Opheij “recht in het hart”. ‘Die lichtval is de eerste herinnering in mijn leven.’ De eenvoud ervan maakt ook indruk op Inez van den Bergh. Op een krukje laat ze het beeld rustig op zich inwerken. ‘Ik adem gelijk uit, weg van alle gedoe.’

Brengt het contrast van de lichtbundel met de lage, aardse ruimte deze ontroering teweeg? Kunstenaar Van der Laaken, die de beschouwers gadeslaat, denkt het wel. ‘Licht staat in onze cultuur voor het bovenaardse, het hogere.’

De tweede editie van de expositie waar zijn foto hangt, is volgens hem sowieso “ijler, minder stoffelijk” dan de eerste. Samen met fotograaf Paul den Hollander stelde hij werk tentoon in De Ketelfactory in Schiedam. Een maand later, zo was afgesproken, richtten ze de ruimte opnieuw in. Werken wisselden van plaats of werden vervangen.

Onrust

‘Er moet iets tussen jullie gebeurd zijn’, meent Opheij die ook de eerste editie zag. ‘Het is een vervolmaking.’ Van der Laaken: ‘Ik dacht: dit lukt ons nooit een tweede keer. Maar deze expositie is nog mooier.’ Hij wijst naar een foto van Den Hollander die nu boven een installatie van hemzelf hangt. De foto toont een lichte, fragiele bloem, gedroogd op papier. Ze sluit volgens beide kunstenaars goed aan op de twee houten stoelen eronder, waartussen een metalen bak met paraffine op de grond staat. Net als de bloem op de foto geeft ’Boeddhistisch gesprek’ kwetsbaarheid en eenzaamheid weer. De stoelen nodigen bezoekers uit om tegenover elkaar plaats te nemen en in gesprek te raken. Terwijl de gestolde paraffine in de bak tussen hen in langzaam smelt.

‘De wil om onrust te ontstijgen is eigen aan de mens’

Maar mensen vinden het moeilijk, zegt Van der Laaken, terwijl hij met een thermostaat de temperatuur in de metalen bak verhoogt. ‘Die innerlijke onrust, daar komen alle problemen uit voort.’ Hij vertelt dat bezoekers het kwartier, de tijd waarin de paraffine smelt, vaak niet uitzitten. ‘En dat omslagpunt is juist het mooiste moment.’ In de bak strekt een donkere vlek van vloeibare was zich langzaam uit onder een gestolde, witte laag. De randen worden vochtig.

Is die onrust niet inherent aan de mens? ‘Klopt, maar de wil om onrust te ontstijgen, is dat ook. Deze ontmoeting confronteert je met je vermogen om te verblijven in de tijd.’ In de witte, gestolde bovenlaag vallen lichte gaatjes. ‘Aandachtig waarnemen doet iets met je geest en je omgeving, contact met de wereld is dan minder vluchtig.’ Een plas vloeibare paraffine staat inmiddels op de harde laag. ‘Het is niet ergens anders, het is hiér en nu.’

Samenwerken ging op een natuurlijke manier, volgens fotograaf Paul den Hollander. Hij kende Van der Laaken niet, voor de expositie. Ze belden, bezochten elkaars atelier en het bleek te klikken. ‘We kijken op dezelfde manier.’ Ook Den Hollander vindt hun tweede editie beter. ‘Dat schuiven, werken vervangen en verplaatsen, deden we gevoelsmatig. Daarbij gaat het niet om je eigen werk, je moet je inleven in het totaal. Het is één grote ontmoeting.’ Dat de expositie ’Ontmoeting#1’ heet, is dan ook geen verrassing.

Waarnemen

Het is de eerste in De Ketelfactory, een voormalige melkfabriek, aangekocht door distilleerdersfamilie Nolet. Glaskunstenares Winnie Tesmacher leidt de ’kunststokerij’ en bracht de twee kunstenaars samen. Ze gaf hun opdracht om naast de expositie ieder een dagprogramma samen te stellen dat verdieping geeft aan hun eigen werk. Het is de dag, ’De Distillatie’, van Den Hollander. Thema: waarnemen. Zo’n veertig bezoekers komen zien, bepraten en ervaren, wat ’waar’ is aan waarnemen. Boomexpert Huib Sneep laat hen in een park vlak bij de KetelFactory zien hoe je anders naar bomen kunt kijken. Bomen groeien van boven naar beneden; zonne-energie jaagt dit proces aan, legt Sneep aan de omstanders bij een boom uit. ‘Bomen zijn gigantische zonnecollectoren. Eigenlijk is ieder blad zo’n collector en de takken zorgen dat ze goed staan afgesteld.’

‘Eet jij een T-bonesteak als je ziek bent?’

Bomen gebruiken zonne-energie direct, terwijl mensen leven van de producten ervan, zoals granen. ‘Gaan we een boom bemesten als hij het niet goed doet? Eet jij een T-bonesteak als je ziek bent? Nee, dus. Mest opnemen kost energie.’ Sneep gaat uit van energie in zijn boombenadering, maar wel op een mechanische, analytische manier. Bomen groeien naar het licht, vertelt hij. In een bos is het een ratrace om zoveel mogelijk licht te vangen. Daar zijn de stammen vaak lang en slank. ‘Hier in het park is dat niet nodig, hebben ze geen concurrentie.’

Iedere vorm heeft consequenties voor het energieverbruik. Een horizontale tak verbruikt veel. ‘Als een emmer die aan je uitgestrekte arm hangt. Zie je die tak?’ De deelnemers kijken aandachtig omhoog. Sneep: ‘Hij zal binnen drie jaar afsterven.’ Dat ziet hij aan de afwezigheid van groeistrepen. ‘Als je bomen op deze manier beschouwt, kun je in de toekomst kijken. En in het verleden.’

Pendelen

De boomexpert werkt weleens met een pendelende collega. ‘Een prima manier om de energiehuishouding van een boom te meten. Zij trekt in 90 procent van de gevallen dezelfde conclusie.’ Paul den Hollander voelt ook voor de intuïtieve benadering en trekt een wichelroede. Hij wil ’het onzichtbare zichtbaar maken’. ‘We staan in energievelden van de bomen en van elkaar.’ Op sommige plekken is er “een energieverdikking, een blokkade”. Met twee metalen staafjes recht voor zich uitgestoken, loopt hij van een boom naar de groep. Plotseling kruisen de staafjes. ‘Hier is er een, ik voel een tinteling.’

We kijken allemaal op onze eigen manier, vertelt Den Hollander later, nadat hij de werkwijze van Sneep ’fenomenaal’ heeft genoemd. ‘Ik denk dat we onze band met het onzichtbare zijn kwijtgeraakt. De Kelten bouwden hun heiligdommen niet voor niets op bepaalde plekken. Later verrezen daar kathedralen.’ Dieren hebben die band volgens hem nog wel. ‘Katten gaan vaak op het snijvlak van energievelden liggen.’ Ook met zijn camera probeert Den Hollander de fysieke vorm voorbij te gaan. ‘Mijn drijfveer is om door de eerste waarneming heen dichter bij de kern te komen en dat weer te geven.’ Die kern is zijn innerlijk, een scheppende kracht waarvan de foto een spiegel is.

Ze maakte een tocht waarvan men zei dat ze die niet zou overleven.

‘Niets kan nog misgaan in mijn leven.’ Voormalig milieubioloog Arita Baaijens kent als geen ander “de maat der dingen”. Ze maakte verschillende woestijnexpedities waarbij ze de dood in de ogen keek. Prachtige foto’s, en haar verhalen illustreren de “schoonheid en huiver” die volgens Baaijens nergens zo goed samengaan als in een woestijn. Het is moeilijk om je tot een onmetelijke zandvlakte te verhouden, zeker als je alleen bent, zegt ze. ‘Je bent een eendagsvlieg op de muur.’ Dat gevoel geven ook de foto’s die ze projecteert in de ruimte boven de expositiezaal. De omvang van een heuvel wordt pas duidelijk, als je de minuscule mensfiguurtjes in een hoek ziet.

Wat is waar aan waarnemen?

Baaijens was ooit ambitieus en had alles onder controle in werk en relaties. Die zaken stelden na haar woestijnavonturen volgens haar niets meer voor. ‘In de woestijn moet je vertrouwen op een kompas, maar voor mijn gevoel klopte dat eerst niet.’ Toen ze het woestijnreizen onder de knie dacht te hebben, ging ze alleen op pad. ‘Mijn perspectief wisselde daardoor en ik raakte stuurloos, overleefde alleen nog. Ik dacht al 32 jaar te weten wie ik was, maar wist het niet meer. Wat wilde ik eigenlijk?’

Emoties, haar drive, stuurden Baaijens de woestijn in en zorgden eveneens dat ze het er levend vanaf bracht. ‘Natuurlijk gebruikte ik ook mijn verstand, maar alleen daarmee had ik überhaupt niets in de woestijn te zoeken.’ Je moet de schoonheid om je heen blijven zien, zegt ze, dat vermindert het stressgevoel. Voor haar is de overgave in de woestijn te kunnen sterven onontbeerlijk om er te overleven. ‘Je moet tot het uiterste willen gaan.’

Overleven

Baaijens maakte een tocht waarvan men zei dat ze die niet zou overleven. ‘Als het me lukte, wist ik, zou er niets meer fout gaan in mijn leven.’ Een ijkpunt op haar route was de Zadelberg. Ze ontdekte echter maar één berg en die had niet de vorm van een zadel. Op deze berg speurde ze de omgeving af met een verrekijker. ‘Ik stond óp de Zadelberg, maar had het niet door.’ De andere kant van de berg, bleek later, had wel degelijk de vorm van een zadel. Baaijens blijft een “Nederlandse dame”: ‘Ik let goed op mijn omgeving, maar zal nooit de blik van een nomade hebben.’

Als filosoof Ida Jongsma de dag met de deelnemers afsluit, vraagt ze zich hardop af hoe je van jezelf afkomt in het waarnemen. Hoe kunnen we ondanks onze conditionering anders kijken? We verliezen onze creatieve manier van waarnemen rond het zevende levensjaar, reageert een vrouw. ‘Een peuter ziet een doos niet als object, maar als iets waar hij in kan kruipen. Als volwassene en als schilder probeer ik van die westerse manier van kijken en denken af te komen door soms blind te werken of met mijn andere hand.’ Dan merkt iemand op: ‘We zagen bomen, bekeken foto’s, hoorden woorden en vaak het woord “waarnemen”. Vanaf nu zullen we nooit meer kijken als voorheen.’

.

Meer lezen over hoe we betekenis geven? Laat je e-mailadres hier achter.

 

Waardeer je dit artikel? En wil je weten welke rol zingeving speelt in ons leven en de maatschappij? Doneer dan een bedrag naar keus. Zo help je mij verder te werken aan dit onderzoek en kwaliteitsartikelen hierover. Veel dank!

.

Tot nu toe gedoneerd: € 378,06







.

Lees ook:

 

Deze reportage verscheen in een vorige versie eerder in Trouw.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *